30% meer opbrengst door wietplanten te snoeien?
Plantentraining: 30% meer wiet oogsten (ten opzichte van ongetrainde wietplanten) door de juiste bladeren op het juiste moment te snoeien.
Wanneer je naast een kweektent voor bloeiende wietplanten, een kleine ruimte kunt reserveren om te groeien, heb je een mooi plekje voor moederplanten en stekken. De voordelen daarvan zijn groot want je bloeiruimte staat dan altijd vol met betrouwbare planten, je hoeft niet meer voor te groeien, geen zaden meer aan te schaffen en hebt ineens altijd genoeg medicinale wiet.
Wanneer je over een tweede kweekruimte beschikt, kun je achter elkaar doorbloeien en dus veel vaker per jaar oogsten. Het hebben van je eigen moederplanten levert je daarnaast gratis stekken op van gegarandeerde kwaliteit. Omdat een stek genetisch voor de volle 100% gelijk is aan haar moeder heb je namelijk altijd gegarandeerd vrouwelijke planten die identiek zijn aan je moederplant.
Het enige nadeel is eigenlijk dat je er dús een aparte kweekruimte voor moet reserveren. Maar dat hoeft geen groot nadeel te zijn wanneer je je moeders klein houdt. Een kleine kweekkast zoals de CNNBS G-Kit of een ongebruikt keukenkastje, biedt al voldoende ruimte voor twee kleine moederplanten én de stekken die je daarvan neemt. Qua kweeklicht voor je moeder-en-stekkenkast hoef je ook niet diep in de buidel te tasten want een paar spaarlampen, TL’s of een kleine LED zijn allemaal geschikt voor dit doel.
Wanneer je slechts één kweektent of kast hebt, ben je per cyclus gemiddeld zo’n vijf weken kwijt aan het opkweken van wietzaden en voorgroeien. Pas daarna kan de bloeifase van start gaan en op die manier duurt een complete cyclus al snel een week of 13. Wanneer je er echter je eigen moeders en stekken op nahoudt, kun je het voorgroeien in je bloeiruimte overslaan, waardoor je iedere cyclus zo’n vijf weken tijd bespaart. Eigenlijk nóg meer, want een stek is net zo volwassen als haar moeder en zal dus eerder in bloei gaan.
Daar heb je dan wel een aparte groeiruimte voor nodig, maar gelukkig hoeft die lang niet zo groot te zijn als de ruimte waarin je bloeit. Je kunt kiezen uit een kleine kweektent of kant en klare kast met een bescheiden lichtbron. Deze moeder- en stekkenkast dient wél voorzien te zijn van een afzuiger en koolstoffilter want ook kleine wietplanten hebben lucht nodig en produceren de nodige geur. Het licht laat je in de groeikast altijd 18 uur branden en gaat 6 uur per dag uit, zodat de planten erin nooit gaan bloeien.
Een bonsai-moederplant neemt ongeveer 25 bij 25 centimeter aan kweekoppervlak in beslag. Je kunt met een klein potje van een liter of 7 volstaan, want de plant hoeft niet groot te worden. Zolang ze maar genoeg vertakkingen heeft om stekken van te nemen. Van twee mooie bonsai-moeders kun je wel 1000 stekken per jaar halen; al zul je dan wel een grotere ruimte nodig hebben als je er écht zoveel nodig hebt. In de praktijk heb je voor eigen gebruik echter voldoende aan enkele stekken per kweekronde.
Moederplanten kun je maken van stekken of zaadplanten, en in feite zijn moederplanten ook niet anders dan andere groeiende wietplanten. Het enige wat je moet doen is ze in een klein potje laten groeien, en er om de twee weken stekken van nemen, ook wanneer je ze niet echt nodig hebt. Op deze manier krijgt je moederplant een mooie bossige structuur met veel vertakkingen en hou je haar lekker klein. De stekken die je niet gebruikt kun je weggeven of weggooien als je er geen goede bestemming voor hebt.
Een bonsai moeder moet wel onderhouden worden. Ze hoeven niet veel te hebben, maar net genoeg meststoffen om ze gezond te houden. Geef ze twee keer per maand een halve dosis voeding. Zo blijven ze in een goede conditie. Als je op enig moment meer stekken nodig hebt geef je ze een of twee keer een volle dosis voeding.
Omdat er zoveel van de plant wordt gesnoeid (en ze in een klein potje staat) kan ze op enig moment een tekort aan voedingsstoffen krijgen. Een maandelijkse spray met bladvoeding is een goede manier om dit aan te vullen. Je kunt het beste naar de plant kijken om te zien of het nodig is of niet. Lees hier een uitgebreide beschrijving over het maken van bonsai moederplanten.
Reserveer de helft van je groeikastje voor je stekken en zet die op een verhoging zodat de bovenkant van de moederplanten op gelijke hoogte groeit met de bovenkant van de stekken. Plaats een kleine stekkenkas ter grootte van een gemiddelde laptop op de verhoging om net gesneden stekken in te laten wortelen maar reserveer ook voldoende ruimte op de verhoging om gewortelde stekken in kleine potjes te laten voorgroeien.
Het snijden en laten wortelen van stekken is niet moeilijk. Neem een tak en snij die op een centimeter of tien onder de top, vlak onder een node schuin af. Verwijder de onderste twee zijscheuten zo dicht mogelijk bij de stam, doop de stek aan de onderkant even in stekpoeder of stekkengel en plaats je nieuwe stek in een licht vochtig stekplugje. Gebruik een schoon en vlijmscherp scheermesje om je stekken mee te snijden en knip eventueel de bladpuntjes van je stek om overmatige verdamping via het blad tegen te gaan.
Als je alle stekken zo gemaakt hebt, besproei je ze even met water en zet je ze in de afgesloten minikas (propagator). Laat de stekken hierin zoveel mogelijk met rust en besproei ze om de dag alleen even met water. Je stekken zullen er na een paar dagen misschien niet zo mooi meer bijstaan maar dat is vrij normaal. Geef ze een weekje de tijd om te wortelen. Wellicht dat niet alle stekken het overleven, dus maak er een paar extra. Als je stekken wortels hebben kunnen ze in een potje aarde overgezet worden en mogen ze buiten de propagator om voor te groeien. Lees hier een uitgebreide beschrijving van het stekken maken.
Wanneer je bloeiruimte leeg staat, kunnen de voorgegroeide stekken direct over naar de bloeitent. Verpot ze over in grotere potten en geef ze eventueel nog een paar dagen op 18/6 om te acclimatiseren. Daarna kun je ze direct op 12/12 zetten om de bloei in te laten gaan. Acht tot negen weken later kun je oogsten en staat als het goed is de volgende lichting stekken al te trappelen om afgebloeid te worden. Op deze manier kun je vijf tot zeven keer per jaar oogsten en zit je nooit zonder wiet.