Cannabis microdoseren (+5 tips) tegen depressies
In kleine hoeveelheden kan cannabis een groot effect hebben op neerslachtige gevoelens of depressiviteit. Ontdek de voor- en nadelen en lees onze 5 tips over cannabis microdoseren.
De cognitieve veranderingen in de hersenen van mensen met het syndroom van Down kunnen baat hebben bij cannabinoïden-therapie. Er zijn namelijk aanwijzingen dat de werkzame bestanddelen in wiet kunnen helpen bij het corrigeren van geheugenstoornissen die kenmerkend zijn voor dit syndroom.
In dit artikel bekijken we enkele onderzoeken die de relatie aantonen tussen het syndroom van Down, het endocannabinoïde-systeem en de werkzame bestanddelen in cannabis. Maar laten we eerst kort kijken wat het Downsyndroom is.
Het syndroom van Down, of trisomie 21, is een aangeboren afwijking in ons erfelijke materiaal. Dat materiaal is opgebouwd uit DNA en verdeeld over 23 paar chromosomen. Bij het syndroom van Down bestaat het 21e chromosoom niet uit een paar, maar uit drie stuks chromosomen. Dit verklaart ook de iets onbekendere naam ’trisomie 21′.
Het syndroom komt voor bij ongeveer 1 op de 1000 geboren baby’s en de symptomen uiten zich zowel mentaal als fysiek. In dit artikel beperken we ons tot de mentale, verstandelijke aspecten. Die komen bij alle mensen voor, maar van te voren is niet te zeggen hoe ernstig die zijn.
De verstandelijke beperking komt vooral door leer- en geheugenstoornissen die in specifieke gebieden van de hersenen, de zogenaamde ‘cognitieve domeinen van de hippocampus’, zijn vastgesteld. Ongeveer 60 procent van de mensen met Downsyndroom hebben hierdoor een licht to matig verstandelijke beperking. Bij 30 procent is de beperking ernstig en bij 10 procent zeer ernstig.
De beperkingen uiten zich in gedragsstoornissen en langzamer leren. Leren praten, lopen en zwemmen duurt daardoor veel langer bij iemand met het syndroom van Down. Uiteindelijk leren veel kinderen het wel. Maar mensen met een ernstige vorm zullen niet verder komen dat enkele woordjes. Overigens gaat ongeveer de helft van alle baby’s die worden geboren met Down, naar een normale basisschool.
Veel onderzoeken naar Downsyndroom vinden plaats bij muizen. Die lijken genetisch namelijk veel op mensen. De Down-afwijking zit bij muizen overigens niet op het 21e maar op het 16e chromosoom.
Tijdens deze onderzoeken zijn wetenschappers dieper op de oorzaken van het syndroom gedoken. Hierdoor ontdekten ze dat er veranderingen zijn in de communicatie tussen zenuwcellen in de hippocampus. En ze zagen een onbalans tussen zenuwcellen die prikkelen en cellen die prikkels juist afremmen.
Nu er steeds meer onderzoek wordt gedaan naar het endocannabinoïde-systeem (ECS), heeft men ontdekt dat het een belangrijkste regulator is bij allerlei neurologische processen. Dit heeft onderzoekers aangezet om specifiek de invloed van het ECS op het syndroom van Down te bestuderen. In 2017 kon een groep wetenschappers bevestigen dat het ECS daadwerkelijk betrokken is bij het reguleren van neurologische processen die ten grondslag liggen aan de cognitieve stoornissen in trisomie 21.
Recent onderzoek legde die betrokkenheid verder bloot. De wetenschappers stelden namelijk vast dat CB1-receptoren een rol spelen in karakteristieke cognitieve patronen in twee verschillende muismodellen met het syndroom van Down. CB1-receptoren zijn een heel belangrijk onderdeel in het endocannabinoïde-systeem. Deze receptoren reageren bovendien op zowel lichaamseigen cannabinoïden, maar ook cannabinoïden uit cannabis kunnen deze receptoren triggeren.
Uit de eerste observatie bleek dat het syndroom van Down zorgt voor een overdaad aan CB1-receptoren in zenuwcellen van de hippocampus. Bovendien worden die receptoren overmatig geprikkeld. Dit resulteert in een ernstige afname van verbindingen tussen zenuwcellen die cognitieve vaardigheden overbrengen.
De onderzoekers besloten hierna om hun theorie te testen. Dat deden ze met speciaal gefokte muizen die wel het syndroom hadden, maar veel minder CB1-receptoren dan normaal. Uit deze testen bleek dat de geheugentekorten die typerend zijn voor het syndroom van Down, veel minder waren. De muizen met minder CB-receptoren presteerden daardoor ineens veel beter tijdens allerlei geheugentesten.
Deze resultaten suggereren dus dat een verhoogd aantal CB1-receptoren die overmatig worden geprikkeld, een onbalans creëeren in neurotransmissies. En dat proces is verantwoordelijk voor de verminderde cognitieve vaardigheden bij het syndroom van Down.
Er is ook enig bewijs dat andere componenten in het endocannabinoïde-systeem een rol spelen bij het syndroom van Down. Onderzoek toont namelijk dat ook de CB2-receptor betrokken is, alsmede vetzuuramide hydrolase (FAAH); een stof dat cannabinoïden afbreekt.
Ook laat een analyse van de hersenen zien dat mensen met het Downsyndroom, Alzheimer-achtige beta amyloïde eiwitten (Aß) hebben. Dit zijn eiwitten die de hersenen van alzheimerpatiënten aantasten waardoor de ziekte zich kan manifesteren.
Bovendien lijkt het erop dat specifieke hersencellen die betrokken zijn bij deze eiwitten, ook een link hebben met CB2-receptoren en FAAH. Hoewel wetenschappers niet definitief kunnen zeggen of deze veranderingen een oorzaak of gevolg zijn van het Downsyndroom, kan het nieuwe therapeutische doelen suggereren om cognitieve achteruitgang te voorkomen.
CB2-activatie wordt geassocieerd met de ontstekingsremmende effecten van cannabis. Ook kunnen cannabinoïden die binden aan CB2-receptoren een neuroprotectieve werking hebben.
Maar omdat de FAAH-niveaus hoog zijn, worden veel lichaamseigen cannabinoïden afgebroken. Hierdoor zijn endocannabinoïden-niveaus waarschijnlijk chronisch verlaagd zodat aanvulling met plantaardige cannabinoïden uit de cannabisplant therapeutische voordelen biedt.
Bovendien hebben mensen met het syndroom van Down een significante opbouw van Aß die ook bij Alzheimer voorkomt. Vooral als ze tussen de 30 en 40 jaar oud zijn. Een studie aan de Universiteit van Zuid-Florida verklaarde dit als twee aandoeningen die variaties zijn van dezelfde ziekte.
Cannabinoïden-therapie is enorm nuttig gebleken bij het voorkomen en afbreken van de Aß-plak die Alzheimer veroorzaakt. Pre-klinische studies hebben zelfs aangetoond dat toediening van THC bij 3mg/kg per dag gedurende vier weken leidt tot een vermindering van Aβ-plak en behoud van neuronen.
Een andere onderzoeksgroep heeft onlangs aangetoond dat THC anti-Aß eigenschappen heeft. Zij vonden namelijk dat de incubatie van cellen die Aß produceren hun productie door THC stopzetten. De auteurs onderstrepen ook dat de hoeveelheid THC die hiervoor nodig is zeer laag is. Zelfs duizend keer lager dan de dosis waarvan is aangetoond dat die cognitieve stoornissen veroorzaakt bij ratten. Bovendien vonden ze geen bijwerkingen van deze dosis THC, wat erop wijst dat deze behandeling waarschijnlijk veilig en effectief is tijdens preklinische studies.
Verder onderzoek is nodig om uit te vinden of het veranderen van CB1-activiteit voordeel kan hebben bij mensen met het syndroom van Down. Zo ja, dan is cannabis een uitstekende therapie om cognitieve stoornissen te beheersen.
Ook zou verder onderzoek wenselijk zijn om te kijken bij welke symptomen van Down cannabis nog meer helpt. Er zijn namelijk best wat symptomen waarbij wetenschappelijk of anekdotisch is aangetoond dat wiet helpt. Denk aan verlaagde weerstand, dementie, epilepsie, diabetes, bepaalde vormen van kanker en auto-immuunziekten.
Wetenschappelijke onderbouwing hiervoor ontbreekt. Maar wie weet wat de vele onderzoeken naar de cannabisplant ons nog brengen. De tekenen zijn goed en voor nu kunnen we in ieder geval vaststellen dat er een hele waardevolle link is tussen het endocannabinoïde-systeem, cannabis en het syndroom van Down.
[Openingsfoto: Shutterstock/Denis Kuvaev]