Vijf kweekfactoren voor gezonde wietplanten en een goede oogst
Regel de vijf belangrijkste kweekfactoren goed, en creëer de perfecte omstandigheden voor cannabisplanten. Gewoon, in een kweekkast thuis.
Licht is de meest bepalende en belangrijkste kweekfactor voor wietplanten. Licht is gewicht, zeggen telers van allerlei gewassen. Kweek je je eigen medicinale cannabis, dan bepaalt voornamelijk de lichtbron met andere woorden hoeveel je zult oogsten.
Er is niets zo belangrijk voor een wietplant als licht. Als je daarmee de mist in gaat – bijvoorbeeld door een verkeerde kweeklamp te gebruiken of de lamp te hoog of te laag op te hangen – dan kost je dat meer opbrengst dan welke andere kweekfout dan ook. Enige basiskennis over licht is dus zeker voor de medicinale thuiskweker op zijn plaats. Te beginnen met het lichtspectrum.
Op de afbeelding hieronder zie je het volledige lichtspectrum – althans een schematische weergave daarvan. Het kleurrijke deel in de onderste helft is het licht dat mensen met hun ogen kunnen waarnemen. Zoals je ziet is dat maar een heel klein deel van het totale lichtspectrum. Lichtgolven worden gemeten in nanometer en het zichtbare licht komt in golflengtes van ongeveer 390 nanometer tot 700 nanometer.
Afhankelijk van de golflengte kan licht totaal andere eigenschappen hebben. Lange golven van een centimeter, een meter of zelfs 100 meter zien wij niet als licht maar kennen we als signalen. We gebruiken ze als radar en FM- of AM-radiogolven. Zeer korte golflengtes van 0,01 nanometer of korter zien we ook niet, maar gebruiken we als we bijvoorbeeld een röntgenfoto laten maken in het ziekenhuis.
Wietplanten hebben uiteraard geen ogen maar ze reageren wel op licht. Wietplanten (en de meeste andere planten ook trouwens) ‘zien’ op die manier eigenlijk veel meer dan wij mensen. Waar mensen slechts licht tussen de 390 en 700 nanometer kunnen zien (zie de afbeelding hierboven), reageren wietplanten ook op ultraviolet (10 nm) en infrarood (+/- tot 750 nm) licht. Het is dus logisch dat wietplanten ook ultraviolet licht en een beetje infrarood licht nodig hebben. Daarom stralen goede kweeklampen naast zichtbaar licht ook ultraviolet en infrarood licht uit.
Terug naar de afbeelding hierboven. Van het hele brede lichtspectrum zijn twee golflengtes het belangrijkste voor wietplanten. Te weten blauw licht rond de 430 en rood licht rond de 660 nanometer. Bij deze golflengtes kan chlorofyl het licht het beste opnemen. Chlorofyl zijn de bladgroenkorrels waarmee groene planten licht opnemen en middels fotosynthese omzetten in suikers benodigd voor de groei. Het geeft planten bovendien hun mooie groene kleur.
Nog een plaatje van het lichtspectrum, alleen nu met de opname ervan door chlorofyl erboven. Zoals je ziet wordt er nauwelijks tot geen groen licht opgenomen. Dit groene licht wordt weerkaatst, en is meteen de verklaring voor het feit dat wij wietplanten zien als groen. Een goede kweeklamp hoeft dan ook niet veel groen licht uit te stralen maar wel veel blauw en rood licht in de golflengtes rond de 430 en de 660 nanometer. Kijk maar eens naar het lichtspectrum van een HPS kweeklamp hieronder, er gaat relatief veel groen en geel licht verloren.
Nu je het lichtspectrum kent, en begrijpt dat wietplanten sommig licht beter opnemen dan ander licht, dan snap je wellicht ook het voordeel van LED kweeklampen voor wietkwekers. Met LED kan het lichtspectrum namelijk gemakkelijk worden aangepast aan de behoeften voor wietplanten. Met LED kan als het ware een speciaal lichtdieet voor wietplanten worden voorgeschoteld.
Fabrikanten van kweeklampen zetten doorgaans geen schema’s of lichtspectrums op hun producten. In plaats daarvan adverteren ze wel vaak met de hoeveelheid PAR aan licht. Dit is logisch want PAR staat voor Photosynthetically Active Radiation of in het Nederlands fotosynthetisch actieve straling. Oftewel, het door (wiet)planten opneembare licht. Zie je dit op de doos van een lamp, dan weet je dus dat je specifiek met een kweeklamp te maken hebt.