(advertenties)
(advertentie)

Wanneer je zelf wiet kweekt, dan weet je dat sommige wietplanten een beter medicinaal effect geven dan anderen. Heb je de perfecte medicinale wietplant eenmaal gevonden, dan kun je die exacte plant alleen nog eens kweken als je er stekken van maakt. In dit artikel leggen we uit hoe je dat doet. 

Er zijn honderden verschillende wietsoorten. Dat niet alleen maar zelfs wietplanten van dezelfde wietsoort verschillen onderling. Zulke onderlinge verschillen noemen we fenotypische verschillen, en zijn vergelijkbaar met de verschillen tussen broertjes of zusjes uit hetzelfde gezin. Bij wietplanten kan de structuur bijvoorbeeld verschillen, of de vorm van de bladeren, of de hoogte van planten van dezelfde soort maar ook de smaak en het medicinale effect dat je ervaart.

Deze verschillen kunnen soms een probleem zijn voor patiënten die wiet medicinaal gebruiken, en altijd dezelfde uitwerking nodig hebben. De enige manier om er zeker van te zijn dat je altijd exact dezelfde wiet kweekt, is door stekken te gebruiken in plaats van zaadjes. Alleen stekken zijn namelijk een exacte genetische kopie, en produceren dus ook steeds weer dezelfde mediwiet. Ze bestaan simpelweg uit een afgesneden tak van een plant waaruit nieuwe wortels zijn gegroeid. Een gewortelde stek is dus niets meer dan een kopie van de plant waar de tak vanaf gesneden werd. Maar hoe maak je stekken?

Kies een goede moederplant

Omdat een stek een exacte kopie van de plant is waar die afgehaald werd, is het ontzettend belangrijk om de juiste donorplant te kiezen. Alle stekken zullen namelijk dezelfde medicinale wiet produceren als deze donorplant, die we ook wel een moederplant noemen.

Er is echter een probleem want je kunt pas na de oogst het medicinale effect beoordelen, en stekken neem je al tijdens de groeifase. Voor een goede selectie moet je dus al in de groeifase stekken maken van al je wietplanten. Deze stekken voor zie je van een label en houd je in de groeifase totdat je alle donorplanten hebt geoogst en beoordeeld.

Om stekken te maken heb je dus ook een tweede kweekruimte nodig waarin je ze op 18/6 kunt laten groeien terwijl je donorplanten staan te bloeien. Dit hoeft echter geen grote kweekruimte te zijn. Een kleine voorgroei-kweektent met een eenvoudige CFL lamp is prima, en biedt meer dan genoeg licht en  ruimte voor stekken en een donorplant.

In een kleine voorgroeitent kun je stekken en donorplanten in de groeifase houden. Foto: Dani Jordan, Shutterstock

Stekken afsnijden

Om een goede donorplant te selecteren, neem je zogezegd stekken van al je planten, voordat de groeifase begint. Het is daarbij belangrijk dat je schoon en steriel werkt en voorkomt dat er bacteriën in de snede komen. Gebruik daarom bij voorkeur rubber handschoenen en steriliseer je gereedschap van tevoren. Je hebt een scheermesje of een scalpel nodig om je stekken te snijden en een kopje schoon kraanwater om ze na het afsnijden tijdelijk in te bewaren.

De beste stekken komen van frisse jonge takken. Hoe groot ze zijn maakt in principe niet veel uit maar er moet uiteraard wel een groeipunt aan de bovenkant van de stek zitten. Kies jonge fris groene takken en snij die ongeveer twee centimeter onder de derde of vierde node vanaf de groeipunt af. Snij onder een hoek van ongeveer 45 graden, dit vergroot het oppervlak van waaruit wortels kunnen groeien. Neem van elke plant twee stekken, voor het geval er eentje uitvalt.

Snij de onderste schutbladeren en groeipunten van de zojuist genomen stek meteen zo dicht mogelijk bij de stam af, en plaats de stek in een kopje met water. Hiermee voorkom je dat de wond uitdroogt.

Stekken poten

De volgende stap is om ervoor te zorgen dat je stekken nieuwe wortels krijgen. Dit doe je door ze in een medium te plaatsen. Het medium kan van alles zijn zoals een potje met aarde (gebruik gewone potgrond, geen zaai- en stekgrond), een blokje steenwol of een speciale stekkenplug (easy plug). Water het medium van tevoren even in, en schudt het overtollige water uit. Steenwol-blokken dien je daarbij ook op de juiste pH-waarde te brengen door ze een nacht in water met een pH-waarde van 5 te leggen. De pH-waarde van niet behandelde steenwol ligt namelijk rond de 8.0, en dat is veel te basisch voor wietstekjes. Andere pluggen of aarde dien je gewoon vochtig te maken.

Prik in ieder stekblokje of potje met aarde alvast een gaatje, met een schone priem of satéprikker. Neem de stekken één voor één uit het water en doop ze tot en met de onderste node waarvan je de zijtakken hebt verwijderd, in stekkengel of stekpoeder. Stekkengel of stekpoeder bevat hormonen die de groei van wortels bevorderen. Je kunt deze stap eventueel overslaan, maar dan zullen je stekken veel minder snel wortels vormen, en de kans op succes aanmerkelijk verkleint.

Stekkengel (of stekpoeder) bevat hormonen waardoor wortels snel kunnen groeien.

Tip: Gebruik geen voeding maar water je medium alleen in met water en maak het medium ook niet drijfnat. Stikstof uit plantenvoeding gaat de werking van de hormonen uit de stekkengel tegen en voedingszouten vertragen de opname van vocht. Omdat de stek in het begin bovendien toch nog geen wortels heeft, heeft het geen enkele zin om het medium drijfnat te maken. Gewoon vochtige aarde of steenwol is voldoende en zorgt voor veel betere en snellere resultaten.

Licht en vochtige lucht

De laatste stap is om je stekken van licht te voorzien, en uitdroging te voorkomen tot ze hun wortels gevormd hebben. Zolang de stekken nog geen wortels hebben, is uitdroging de grootste bedreiging. Om de stekken in leven te houden plaats je ze daarom in een propagator (minikas) met een transparante deksel waarin je de luchtvochtigheid hoog kunt houden. De propagator werkt als een mini-broeikas. Plaats je stekken en benevel ze met een plantenspuit met water.

Een propagator voorkomt dat stekken uitdrogen zolang ze nog geen wortels hebben.

Stekken zijn kwetsbaar en hebben een zeer langzame stofwisseling. Een HPS lamp is dan ook veel te krachtig voor ze. Plaats je propagator daarom onder een kleine LED of fluorescent licht zoals van spaarlampen, TL verlichting of een speciale T-Neon lamp met een koel wit lichtspectrum. De beste temperatuur voor stekken is ongeveer 26, 27 graden Celsius.

Omdat stekken zo teer zijn, heb je het meeste kans op succes wanneer je ze zoveel mogelijk rust geeft. Ga dus vooral niet elke dag kijken of je al wortels ziet, maar laat je propagator rustig staan. Open hem alleen om de dag even kort om de stekken met water te benevelen. Na een week kun je voorzichtig een eerste kijkje nemen om te zien of je al wortels ziet. Na een dag of tien zouden je stekken wortels moeten hebben. Maak je geen zorgen wanneer de bladeren wat vergelen of verwelken. Je stekken teren in deze eerste tien dagen op hun reserves in de bladeren. Dit is wat de vergeling veroorzaakt en is volkomen normaal.

Na een dag of tien heeft de stek wortels en kunnen ze uit de propagator en in de aarde.

Tip: Wortels groeien voornamelijk ’s nachts. Het is dan ook een slecht idee om stekken onder 24 uur continue licht te zetten. Geef ze liever 18 uur licht en 6 uur donker per dag, 18-6 dus voor stekken die nog moeten wortelen.

Selecteer en vermeerder

Wanneer je stekken zijn aangeslagen kun je ze verpotten naar een kleine pot van 1 tot 3 liter om ze verder in te laten groeien totdat de donorplanten zijn geoogst. Na het keuren en beoordelen van de wiet verwijder je alle stekken van de mindere planten, en bewaar je alleen de stekken van de wietplant die het beste voldoet aan je wensen. Dit zijn je nieuwe donorplanten. Zet in een iets grotere pot van een liter of 10, en laat ze in je voorgroeiruimte onder 18/6 zodat ze in de groeifase blijven. Gebruik ze om steeds weer nieuwe stekken van te maken voor elke nieuwe kweekronde. Lees hier hoe je moeder- of donorplanten verzorgt en lang in leven houdt.

[Openingsfoto: picsbydarah, Shutterstock]