(advertenties)
(advertentie)

Als je regelmatig medicinale cannabis gebruikt, dan heb je misschien ook weleens een zaadje in je wiet gevonden en overwogen om zulke wietzaadjes te kweken. Maar waar komt zo’n zaadje vandaan, en is het een goed idee om zo’n gevonden zaadje te kweken? Wat kun je verwachten als je het wel doet?

Het kan een buitenkansje lijken als je een wietzaadje in je favoriete wietsoort vindt. Afkomstig van een wietsoort die goed werkt en helemaal gratis bovendien. Mocht het net lente worden, en het je verder niet veel uitmaakt of je kweek lukt of niet dan kan het kweken van zo’n zaadje een leuk experiment zijn. Maar weet dan wel dat het een grote gok is wat een gevonden zaadje oplevert.

Gevonden wietzaadjes kunnen soms prima wiet opleveren maar zorgen voor hetzelfde geld voor allerlei problemen. Hoe beter de kwaliteit van de wiet waarin het zaadje gevonden werd, hoe groter de kans dat het zaadje zelf ook mooie wiet oplevert. Aan de andere kant kunnen gevonden zaadjes ook slechte kwaliteit wiet produceren, niet goed ontkiemen, hermafrodiete wietplanten opleveren of onvoorspelbaar zijn.

In wiet gevonden zaadjes zijn per definitie een ‘ongelukje’. Foto: Tracey Walker

Waar komen gevonden wietzaadjes vandaan?

Om het onvoorspelbare karakter van wietplanten uit gevonden zaadjes te begrijpen, moet je weten waar zulke wietzaadjes eigenlijk vandaan komen. Vind je ze in een zakje wiet uit de coffeeshop, of van een commerciële kweker, dan is er een behoorlijke kans dat ze een hermafrodiete ‘vader’ gehad hebben. In de kweekruimte stond dan misschien een hermafrodiete plant, oftewel een vrouwelijke wietplant die ook mannelijke bloemen en stuifmeel produceerde.

Zo’n hermafrodiete plant kan op verschillende manieren hermafrodiet geworden zijn. Ze kan zelf al een een genetische aanleg gehad hebben om hermafrodiet te worden. Het kan ook zo zijn dat de plant door stress hermafrodiet is geworden. Tenslotte maken wietplanten soms aan het einde van hun bloeifase enkele kleine mannelijke stampers aan, die vanwege hun vorm ook wel banaantjes genoemd worden. Welke van de drie ‘herma’s’ voor het gevonden zaadje gezorgd hebben, bepaalt ook wat je van het gevonden zaadje kunt verwachten.

Wietzaadjes ontstaan vaak uit stuifmeel van een hermafrodiete plant. Foto: Holly Mazour, Shutterstock

Slecht ontkiemen en ondermaatse wiet

Gevonden wietzaadjes zijn om te beginnen niet met opzet gekweekt of gekruist. De kweker heeft de zaden dus niet opzettelijk de tijd gegeven om zich goed te ontwikkelen. Hierdoor zullen gevonden zaadjes meestal niet even vaak of goed ontkiemen als aangekochte wietzaden. Dit hoeft natuurlijk geen groot probleem te zijn, aangezien je dan nog maar weinig tijd en energie in je gevonden zaadje hebt gestoken.

Omdat de zaadjes per ongeluk ontstaan zijn, zijn ze het product van dezelfde moeder als vaderplant, of twee willekeurige wietsoorten. Stel dat dit twee zeer stabiele en verschillende soorten zijn, dan kán zo’n kruising goed uitpakken. Veel vaker betreft het echter een toevalskruising tussen twee planten die zelf ook eerste of tweede generatie kruisingen zijn, en valt er op geen enkele manier te voorspellen wat ze opleveren. Meerdere van zulke gevonden wietzaadjes zullen dan ook uiteenlopende planten opleveren.

Gevonden zaadjes geven onvoorspelbare resultaten. Soms valt de topontwikkeling ontzettend tegen. Foto: Kristina Kokhanova, Shutterstock

Hermafrodiete wietplanten

Gevonden zaadjes hebben ook een grotere kans om als plant zelf hermafrodiet te worden. Vooral als ze afkomstig waren van een genetisch hermafrodiete of door stress hermafrodiet geworden plant. Die heeft de eigenschap dan namelijk doorgegeven. In dat geval kan een beetje stress (lichtstress of temperatuurstress of iets dergelijks) ervoor zorgen dat je plant ook mannelijke bloemen gaat aanmaken, en vervolgens ook andere planten bevrucht.

In het derde geval, waarin het zaadje ontstaan is door bevruchting uit een ‘banaantje’, is het niet per se zo dat de plant zelf ook hermafrodiet wordt. Deze banaantjes ontstaan pas helemaal aan het einde van de bloeifase, en leveren in principe gefeminiseerde zaadjes op. Het stuifmeel is immers van een vrouwelijke plant, en geeft dus alleen X-chromosomen door. De kans dat de plant zelf ook weer banaantjes aanmaakt aan het einde van de bloeifase is wel groot, maar dit is geen groot probleem aangezien de bloeifase er dan toch al op zit.

Gevonden wietzaadjes ontstaan soms vaak door banaantjes, mannelijke stampers die aan het einde van de bloei uit toppen groeien. Zulke zaadjes zijn ‘per ongeluk’ gefeminiseerd.

Mannelijke planten

Tenslotte kan het ook zo zijn dat er mannelijke wietplanten uit je gevonden zaadjes groeien. In dat geval is de plant waaruit het zaadje kwam, bevrucht door een onbekende mannelijke plant. Uit deze zaadjes kunnen dus ook zowel vrouwelijke als mannelijke planten komen. Reguliere zaden dus, maar wel van een onvoorspelbare kwaliteit.

Concluderend kunnen we afsluiten met wat we aan het begin al zeiden over gevonden wietzaadjes. Mocht je het als experiment zien en er geen probleem mee hebben als je kweek mislukt, dan kun je ze buiten gerust proberen te kweken in de zomer. Het is echter zonde om er binnen energie aan te verspillen, en ook als je van je eigen kweek een succes wil maken kun je beter wietzaadjes kopen. Deze zorgen voor voorspelbare en meestal veel betere resultaten.

[Openingsfoto: Kazyaka Konrad, Shutterstock]