30% meer opbrengst door wietplanten te snoeien?
Plantentraining: 30% meer wiet oogsten (ten opzichte van ongetrainde wietplanten) door de juiste bladeren op het juiste moment te snoeien.
Iedereen die zelf mediwiet kweekt zou enige basiskennis te hebben van fotosynthese, want het is de motor van iedere wietplant. Zonder fotosynthese groeit er niets en was er trouwens ook geen leven op aarde. Koester je planten dus maar, want zij zijn de enige organismen die van licht kunnen leven.
Wanneer je kweekboeken erop naslaat kom je er al vrij snel achter dat licht van het grootste belang is voor de opbrengst van wietplanten. Dit geldt natuurlijk niet alleen voor wietplanten, maar voor alle planten. Zonder licht kunnen planten niet groeien en zonder planten hebben we ook niets te eten. Planten zijn de enige organismen op aarde die met minimale middelen zoals licht, CO2, wat water en mineralen, complexe voedingsstoffen voor zichzelf (en voor ons) kunnen maken. En dat doen ze dus door middel van fotosynthese.
Om licht in voeding benodigd voor de groei te kunnen omzetten, heeft een plant chlorofyl. Chlorofyl zijn de zogenoemde bladgroenkorrels die planten ook hun groene kleur geven. Het is een groen soort pigment dat onder meer magnesium bevat. Bij de fotosynthese wordt de lichtenergie, koolstofdioxide (CO2) uit de lucht en water (H2O) in het chlorofyl, omgezet in suikers en zuurstof.
De suikers zijn voornamelijk bedoeld voor de groei van de plant zelf, en het zuurstof wordt als restproduct afgegeven aan de lucht. Zonder fotosynthese hebben we dus geen medicinale wiet maar ook geen eten om van te leven, én geen zuurstof om in te ademen.
Fotosynthese vindt dus voornamelijk plaats in de groene delen van planten, wat meestal neerkomt op de bladeren. Zonder licht kan er geen fotosynthese plaatsvinden, dus ’s nachts stopt de plant met het produceren van suikers en zuurstof. ’s Nachts gebruikt een wietplant echter wel een deel van de suikers die ze overdag heeft gemaakt en opgeslagen, om door te gaan met groeien.
Als water en licht en koolstofdioxide het enige is dat wietplanten nodig hebben voor de fotosynthese om te kunnen groeien, waarom geven we ze dan meststoffen als stikstof (N), fosfor (P), kalium (K) en meer? Wel, die zijn nodig om voldoende chlorofyl te kunnen aanmaken. Zonder meststoffen kan er geen chlorofyl gemaakt worden. De bladeren worden geel door het gebrek aan chlorofyl (bladgroenkorrels) en de fotosynthese stopt. Meer voedingsstoffen zorgt tot een zekere hoogte voor meer bladgroen, maar niet voor meer groei. Daarvoor is veel licht nodig. Je kunt een wietplant dus niet vetmesten met meststoffen, wel met veel licht én precies voldoende meststoffen.
De juiste temperatuur is ook belangrijk voor de energieomzetting door fotosynthese. Wanneer het te koud (ongeveer onder de 15 graden Celsius) of te warm is (ongeveer boven de 30 graden Celsius), zal de fotosynthese en de groei trager verlopen of zelfs helemaal stoppen.
Voor fotosynthese is het dus belangrijk dat er licht is, water, meststoffen, CO2 uit de lucht en dat de plant in een omgeving met de juiste temperatuur staat. Al deze factoren moeten zoveel mogelijk in balans zijn en van deze factoren is licht misschien nog wel de belangrijkste bepalende factor. Niet alleen het vermogen van het licht, dus met andere woorden de hoeveelheid licht, maar ook de kleur of golflengte van het licht.
Een schaal met daarop de verschillende lichtkleuren en golflengtes in graden Kelvin. Beeld: Fouad A. Saad, Shutterstock
De zon is het meest complete licht dat er is. Zonlicht is een zogenaamd full-spectrum licht omdat het in alle mogelijke golflengtes licht uitstraalt. In deze natuurlijke kweeklamp van moeder natuur zijn planten, en dus ook wietplanten geëvolueerd. De zon zelf straalt altijd hetzelfde licht uit, maar onder invloed van de stand van de planeet ten opzichte van de zon, andere gewassen, wolken en de atmosfeer, is het zonlicht dat op planten valt niet altijd hetzelfde.
In het najaar is het licht in de natuur bijvoorbeeld roder omdat de zon lager aan de hemel staat. Worden planten omringd door veel andere planten, dan zit er minder blauw in het licht. In het voorjaar wanneer planten flink moeten groeien, zit er juist veel blauw licht in het zonlicht.
Al deze kleurveranderingen hebben invloed op de manier en snelheid waarop de plant groeit. Veel rood licht en weinig blauw licht zorgt ervoor dat planten gaan strekken, bijvoorbeeld om boven omringende gewassen uit te kunnen groeien. Rood licht stimuleert de bloei en zo heeft iedere kleurtemperatuur een invloed op de groei. De kleurtemperatuur meten we in graden Kelvin.