Zo krijgen jouw wietplanten dikkere stammen
Omdat een wietplant met een dikke stam meer en betere wiet oplevert, zijn hier 3 methodes plus 3 praktische tips voor dikkere stammen.
Kleine wietplanten die nauwelijks lijken te willen groeien zijn een groot probleem voor medicinale thuis- en buitenkwekers. Meestal ligt zo’n trage ontwikkeling echter niet aan de planten zelf maar aan de omstandigheden. Lees maar mee, want dit zijn de 7 meest voorkomende redenen voor langzaam groeiende medi-wietplanten.
Het kan frustrerend zijn als een wietplant of zaailing maar niet groter wil worden. Vooral als je met veel enthousiasme en grote verwachtingen aan je eerste kweek bent begonnen. En zoek dan maar eens uit waaróm je wietplanten niet goed willen groeien; het kan namelijk aan van alles liggen.
Daarom presenteren we de 7 meest voorkomende oorzaken van langzaam of helemaal niet groeiende wietplanten. Uiteraard hebben we het alleen over zaailingen en wietplanten in de groeifase, want eenmaal in de bloeifase is het normaal dat wietplanten niet meer (veel) groeien.
Als wietplanten niet snel groeien, is het om te beginnen belangrijk om te weten dat het ook aan de genen van je wietzaadjes kan liggen. Dan weet je immers ook dat je er zelf niet veel aan kunt doen, en hoef je niet onnodig in te grijpen. Sommige wietsoorten, of sommige planten (fenotypes) groeien namelijk van nature niet erg hard. Oude of slecht bewaarde wietzaden ontkiemen vaak langzaam maar komen na een trage start pas op gang.
Je weet dat je wietplant langzaam groeit door een genetische aanleg als het plantje er verder gezond uitziet en een frisse groene kleur heeft. Het steeltje of stammetje is stevig en niet dun, lang en slungelig (zie #2) en de bladeren richten zich aan het begin van de dag schuin omhoog. ’s avonds gaan de bladeren wat omlaag hangen maar voelen daarbij nog steeds stevig aan. Als het alleen één of enkele planten betreft maar andere planten niet, dan is dat ook een teken aan de wand dat de langzame groei een genetische oorzaak heeft.
Licht is gewicht. Dat zeggen commerciële wietkwekers al jaren. Een gebrek aan licht zorgt daarentegen voor een slechte en langzame groei en ontwikkeling van je wietplant. Indien de langzame groei gepaard gaat met lange, dunne en niet erg stevige steeltjes, dan weet je dat het 9 van de 10 keer aan een lichttekort ligt.
Door het gebrek aan licht strekt de zaailing of wietplant in de groeifase zich namelijk. Door hoger te worden wil het plantje als het ware uit de schaduw groeien, in de hoop op meer licht. Heb je zo’n slungelig lang en iel wietplantje, zorg dan voor meer licht. Verlaag je kweeklamp of zorg voor een kweeklamp met een hoger Wattage.
Te veel licht kan overigens ook voor vertraging zorgen. Een té krachtige lamp (voor je kweekruimte) kan de kweekruimte te heet maken, bladeren (en toppen!) beschadigen door verbranding of verbleking, of gewoon te veel lichtdruk geven. Vervang je kweeklamp in dat geval voor een met een lager Wattage, of dim je kweeklamp of hang hem hoger.
Nee, niet door de globale klimaatverandering maar door het klimaat in je kweekkast of in je tuin als je buiten kweekt. De temperatuur en de luchtvochtigheid en luchtcirculatie (wind) dus. Wietplanten houden van zomerse temperaturen, lekker warm maar niet té warm en een beetje vochtig maar niet té vochtig. Eigenlijk net als mensen. Dus als het in je kweektent of achtertuin niet aangenaam is voor jou, dan is het waarschijnlijk ook niet aangenaam voor je wietplanten.
Specifieker hebben wietplanten in het donker graag een temperatuur rond de 20 graden en in het licht tussen rond de 26, 27 graden. Een temperatuur onder de 20 graden (en helemaal niet onder de 15 graden!) zorgt voor een vertraagde groei. Bladeren verdampen bij zulke lage temperatuur bijna niets, en dus wordt er ook minder water en voeding opgenomen. De groei stagneert. Wordt het heter dan 28 graden (en boven de 30 graden helemaal) dan stagneert de groei ook, en kunnen je planten zelfs verbranden (uitdrogen en doodgaan).
Ook de luchtvochtigheid speelt een rol. In de groeifase kunnen wietplanten lekker snel groeien door een relatief hoge luchtvochtigheid (tussen de 50 en 70%). Boven de 70% luchtvochtigheid zorgt het er echter voor dat wietplanten weinig water zullen verdampen en ook niet veel opnemen. De groei stagneert dan. Droge lucht (onder de 30%) kan de groei ook remmen en zelfs voor problemen zorgen. In de late bloeifase is zulke droge lucht juist gewenst, omdat wietplanten zich daartegen beschermen met extra hars (trichomen). Voor het gemak is hier een lijstje met de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid gedurende een gehele kweek.
Verder is het belangrijk om de lucht met een ventilator te laten circuleren als je binnen kweekt. De bladeren moeten lichtjes in beweging gehouden worden door een briesje. Zo kunnen de bladeren vocht verdampen en afvoeren via de lucht, wat de stofwisseling (en dus de groei) ten goede komt. Een licht briesje helpt maar té veel wind kan (zeker bij zaailingen) ervoor zorgen dat het wietplantje langzaam groeit.
Ook de omstandigheden onder de grond hebben invloed op de groeisnelheid, en niet zo’n beetje ook. Slecht functionerende wortels nemen niet goed water en voeding op, en vertragen op die manier de groei. Gaat het helemaal slecht onder de grond, dan kan dat een wietplant zelfs de das om doen. Goed functionerende wortels daarentegen, zorgen voor een optimale opname van water en mineralen, en daarmee een lekkere snelle groei!
Naast water en mineralen hebben wortels van medicinale wietplanten ook zuurstof nodig. Het meest voorkomende probleem met wortels, is dan ook verstikking door een gebrek daaraan. Dit gebeurt negen van de tien keer doordat de kweker te veel water geeft. In hydrosystemen kan verstikking verder ook veroorzaakt worden door te weinig zuurstof in het water. Bijvoorbeeld door een te hoge watertemperatuur of een gebrek aan luchtpompen en bruissteentjes in het water.
Wanneer je wietplant langzaam groeit door een gebrek aan zuurstof bij de wortels, dan zie je dat meestal het eerste aan de stand van de bladeren. Die krullen dan als een klauw omlaag maar voelen daarbij nog wel stevig aan. Hangen de bladeren slap naar beneden, dan staat je wietplant uit te drogen. Ook als aarde maar een beetje te droog is vertraagt de groei. In dat geval zie je vaak dat de planten klein blijven, en de bladeren heel donker groen van kleur worden. Dit komt dan door de hoge voedingsconcentratie in het weinige water dat nog wel in de aarde zit.
Te veel water geef je al snel wanneer jonge wietplanten in een grote pot staan. Dit komt omdat zo’n kleine plant veel minder water op kan nemen dan het grote volume aan aarde. Gebruik daarom kleine potjes voor jonge wietplantjes en zaailingen, en geef elke dag een klein beetje water tot de plantjes verpot kunnen worden.
Ook te kleine potjes kunnen voor een achterblijvend wietplantje zorgen. Een wietplant is boven de grond namelijk altijd ongeveer even groot als onder de grond. Verpot daarom op tijd. Een handig ezelsbruggetje is om te verpotten wanneer de bladeren van de wietplant aan alle kanten over de randen van de pot steken. Gebruik dus kleine potjes voor zaadjes en zaailingen, maar verpot je jonge wietplantjes zodra het kan.
Wanneer wietplanten te veel of te weinig mineralen krijgen, ontstaan er tekorten en allerlei andere problemen waardoor de groei stagneert. Vaak ontstaan zulke problemen wanneer door te veel voeding, of een verkeerde zuurtegraad bij de wortels een disbalans in het dieet ontstaat. Zaailingen in aarde hebben bijvoorbeeld nog geen voeding nodig, want dat kunnen ze uit de aarde halen. Maar wanneer de zuurtegraad (pH-waarde) te laag of te hoog is, kunnen ze de voeding in de aarde niet goed opnemen. De juiste pH-waarde in aarde ligt grofweg tussen de 6 en 7. In hydrosystemen is dat wat lager, namelijk tussen de 5,5 en 6,5.
Helaas heb je zowel binnen als buiten niet altijd alles in de hand. Ongedierte kun je binnen deels en buiten helemaal niet tegenhouden. Beestjes zoals spint, trips, witte vlieg, varenrouwmuggen en luizen kunnen je planten schade toebrengen, en zo de groei vertragen. Binnen kun je deze insecten deels voorkomen met een goed klimaat en een (HEPA) filter die de inkomende lucht filtert. Buiten kun je insecten niet tegenhouden maar houden natuurlijke vijanden zoals vogels en andere insecten ze wel in evenwicht.
Zie je bij buitenplanten een paar vlekjes, gaatjes of plekken op je bladeren, maak je dan ook niet meteen zorgen. Het hoort er tot op zekere hoogte bij. Binnen is het echter een ander verhaal. Zie je zulke vlekken of narigheid bij binnenplanten, grijp dan wel meteen in. Zoek de symptomen op en behandel je planten met de juiste maatregelen.